De eerste tien openingen van de Keukenhof
De bloemententoonstelling Keukenhof was bedoeld als reclame in binnen- en buitenland voor bloembollen en voor de bloembollenbedrijven. Gestart als eenmalig evenement, werd de jaarlijkse tentoonstelling al snel een vaste waarde. Om bezoekers te trekken was publiciteit vanaf de start van groot belang. In de jaren vijftig speelden kranten daarin een belangrijke rol; televisie stond nog in de kinderschoenen; reclamedrukwerk was duur en bereikte maar een beperkt aantal mensen. Er waren ten minste twee manieren om de aandacht van de pers te krijgen: een jaarlijkse officiële opening en beelden in de tuin. De combinatie van de twee werkte goed; de foto’s en de uitgebreide verslagen in kranten getuigden ervan. Hierna ziet u een impressie van de eerste tien openingen en van de beelden in de tuin. De foto’s zijn in zwart-wit, zoals in die tijd gebruikelijk. Ze komen uit het Nationaal Archief (Fotocollectie Anefo) en het Noord-Hollands Archief (Fotocollectie De Boer).
In 1952 kwamen de eerst beelden in de tuin. Tom van Waveren was voorzitter van de Keukenhof in de jaren vijftig. Hij was niet alleen kweker en exporteur, maar ook een veelzijdig en kunstzinnig man. Hij was de grote kracht achter de combinatie van bloemen en beelden. Daarbij roeide hij in zijn eigen bestuur regelmatig tegen de stroom in. Niet te duur, niet te abstract en niet te naakt, was daar het devies. Niettemin kwam er ieder jaar een nieuwe stroom beelden naar de Keukenhof. En dat werd opgemerkt, in binnen- en buitenland. Beelden droegen flink bij aan de reclame voor de Keukenhof, de Nederlandse bloembollen en het bedrijfsleven.
Minister-president Willem Drees opende de Keukenhof op 19 maart 1953. Hij was minister-president van vier kabinetten, van 1948 tot 1958. Het centrum kabinet-Drees II regeerde van 2 september 1952 tot 13 oktober 1956 en bestond uit PvdA, KVP, ARP en CHU. Drees was de initiator van diverse sociale wetten, waaronder de Algemene ouderdomswet. Met zijn zuinige imago was hij het symbool van de wederopbouw. De bloembollententoonstelling in de Keukenhof had inmiddels een permanent karakter gekregen. Drees benadrukte dat de export van bloembollen naar het buitenland bijdroeg aan de deviezen die Nederland in die jaren hard nodig had. Dat gold ook voor de toeristen die naar ons land kwamen. Hij was daarom blij dat Keukenhof na de watersnoodramp van 1 februari 1953 liet weten dat niet heel Nederland onder water stond en dat toerisme naar de Bollenstreek nog steeds mogelijk was.
De combinatie van bloemen en beelden was na de eerste jaren niet meer weg te denken. Na enkele prijsvragen speelde men op zeker met werken van alom bewierookte kunstenaars. Die kwamen voor een deel in bruikleen uit Franse musea. Daarmee werd voldaan aan de wens om 'leesbare' beelden aan de bezoekers te tonen. Niet dat abstracten en naakten nu helemaal verdwenen, maar het accent lag duidelijk op het klassiekere werk.
Na de opening in 1957 door de Commissaris van de koningin volgden twee jaren zonder officiële opening. In 1958 wilde men de krachten sparen voor het tienjarige bestaan een jaar later. In 1959 was Keukenhof echter in mineur. Aanvankelijk wilde men de minister-president vragen, maar na een kabinetscrisis en verkiezingen was niet duidelijk wie dat zou worden. Erger was dat Tom van Waveren ernstig ziek was en tijdens de tentoonstelling van 1959 zou overlijden. Hij was de energieke kracht in de eerste tien jaar; zijn ziekte en overlijden verlamden het bestuur. Zijn dood markeerde het einde van het eerste tijdperk van de Keukenhof. Hij werd uiteindelijk opgevolgd door Theo de Graaf, de burgemeester van Lisse. En er werd (eindelijk) een directeur benoemd en een werkorganisatie ingericht. Keukenhof ging de volgende fase in, maar de beelden bleven en zijn als het ware de nog steeds zichtbare herinnering aan Tom van Waveren.